Deze grasachtige, in Europa inheemse plant vormt merendeels cilindrische, tot soms wel 3 m lange stengels waarin een pit zit die de stoelenmatters voor hun vlechtwerk gebruiken. De vrij stijve, lijnvormige en gootvormige bladeren van ca. 20 cm lengte kunnen in dieper water zelfs enkele meters lang worden. De roodbruine, vrij losse bloeiaartjes verschijnen bij de bladeinden. De plant blijft ’s winters verbazingwekkend lang groen. Hij kan stevig woekeren, dus plant hem liefst in een gesloten bak. De wortelpunten zijn hard en scherp. Na de bloei worden 3 mm grote, driekantige zaden gevormd. Voor een liefst zonnige plek in ondiep, redelijk voedselrijk water en een stevige bodem om in te wortelen. Uitstekend winterhard.